U kent ze vast wel; mensen die niet graag voor het voetlicht komen, maar o zo belangrijk zijn voor het goed functioneren van een organisatie. Neem Bert en Eddy (“achternaam niet nodig”) van het Toon Hermans Huis Drenthe en eigenlijk ook van Het Klooster Hoogeveen; twee vrijwilligers die hun gewicht in goud waard zijn.
Regelmatige bezoekers hebben Eddy en Bert vast wel eens aan het werk gezien buiten rondom Het Klooster. Beide mannen zorgen ervoor dat de tuin er piekfijn bij ligt. Grasmaaien, onkruid wieden, blad vegen, sneeuw schuiven, heg knippen …, niets is de twee vrijwilligers van het Toon Hermans Huis Drenthe te veel.
Bert en Eddy verzorgden de tuin al toen het inloophuis nog op de oude locatie aan de Hoofdstraat zat. Toen het Toon Hermans Huis verhuisde naar de sfeervol verbouwde zolderetage van Het Klooster gingen ze daar gewoon aan de slag. Bert: “Niemand hield ons tegen.”
Bert kwam in contact met het Toon Hermans Huis nadat zijn vrouw overleden was aan kanker. “Ik wilde wat terugdoen en meldde me aan als vrijwilliger van een praatgroep. Omdat ik nog midden in het verwerken van mijn eigen verdriet zat, heb ik een andere taak op me genomen. Ik heb sponsoren gezocht voor de inrichting van de tuin en samen met vrijwilligers van de brandweer is de tuin aangelegd.”
“Mijn zus is overleden aan kanker”, vertelt Eddy, “ze heeft de opening van het Toon Hermans Huis helaas niet meer mogen meemaken. Toen ik er heen ging om te kijken of het iets voor mij was, zag ik een man in de tuin aan het werk. Ik vroeg hem of hij hulp nodig had.”
Sinds die tijd nemen Bert en Eddy met z’n tweeën het tuinonderhoud voor hun rekening, eerst van het inloophuis en nu dus van Het Klooster Hoogeveen.
Ook binnenshuis zijn de mannen actief; spullen klaarzetten voor lezingen, workshops en andere klusjes. En Eddy is met zijn achtergrond in de ICT de ‘computerman’ van het Toon Hermans Huis Drenthe.
Eén ding willen ze nog kwijt over het inloophuis: “Het gaat heus niet altijd over kanker. Het is echt een kwestie van een lach en een traan en dan meer lach dan traan.”